De vrouw betoogt het financieel moeilijk te hebben. Had zij als vijftiger al een bewogen leven achter de rug met gezondheidsproblemen en al, nu vreest ze de invoering van een nieuwe tax die vooral hulpbehoevende mensen zal treffen. Haar situatie is zorgwekkend; meer dan een kopje soep met een broodje per dag zit er nu al niet in. Maar, alle honger ten spijt, zij blijft eten uit haar mond sparen voor al haar dieren. Uit liefde, stelt de zieke vrouw. Onvoorwaardelijke, ook nog.
Op zich klinkt het mooi. De dieren kunnen immers niets doen aan het wanbeleid van de overheid, die het weer eens heeft gemunt op weerloze burgers. Dat de ambtenarij niet wil begrijpen dat nog meer stress de zieken alleen maar zieker maakt – en dus bezwarender voor de zorg – is diep triest. Dat de vrouw zich tegen die kortzichtigheid verzet is prachtig. Dat de Daily Mail voor dergelijke verhalen een podium wil vormen valt te waarderen.
Maar er haakt iets bij me. Want wat is het geval? Zonder haar dieren zou de onfortuinlijke dame allang al dood zijn geweest, vertelt zij. Ze heeft drie jaar in een coma gelegen en daarna zware artritis gekregen. In een huishouden zonder dieren zou ze toegeven aan de pijn en de hele dag op haar bed blijven liggen. Ze heeft de dieren dus nodig, zo eenvoudig is dat.
Nu vraag ik mij af, sinds wanneer het stoppen van dieren in een kooi een daad van dierenliefde is. Ik begrijp dat niet. Menig kind zeurt zijn ouders suf om een hamster of rat, omdat het zo van dieren houdt. Met het inzicht der jaren komt het vermogen om dergelijke gevoelens te relativeren. Sommigen maken grapjes, dat ze echt wel van dieren houden maar liefst op hun bord. Geef die mensen maar eens ongelijk, want wat is kwalijker? Eten, of voeden in gevangenschap voor ons eigen plezier?
Soms kan ik me niet bedwingen om mensen te adviseren hun dier op te eten, om het uit zijn lijden te verlossen. Een vriendin had een konijn van een halve meter in een kooitje van dertig centimeter. De vacht stak overal tussen het gaas door, zo fout was het. Ik weet niet of ik konijn zou lusten, doch had het met liefde bereid. Gewoon om de reusachtige schat te bevrijden van die verdomde dierenliefde. Hij had immers geen grotere zonde begaan dan als aaibaar wezen ter wereld te komen.
Bij mensen noemen we het rekken van het lijden ook wel ‘palliatieve zorg’. Ik stel vast dat we hier te maken hebben met palliatieve dierenliefde. Ze krijgen precies genoeg eten om niet dood te gaan en men maakt zichzelf wijs dat zij dat fijner vinden. Hun lijden wordt gereduceerd tot datgene waar men beweert niets aan te kunnen doen. Dat is wel even iets anders dan onvoorwaardelijke liefde. Het is een symbiose waar de dieren waarschijnlijk in vrijheid niet voor zouden kiezen, evenmin als mensen die nog een uitweg zien.
In mijn optiek staat het niet heel ver af van dieren in laboratoriumkooien. We kunnen niet zonder, stelt men. De dieren werken belangeloos mee aan de ontwikkeling van medicijnen en make-up. Geweldig, zoveel liefde als er uit die kooien schijnt, toch? Ze krijgen te eten en worden daar heel blij van, net als de vissen die ‘gedag’ komen zeggen als er eindelijk weer eens wat voer wordt gegooid in hun glazen gevangenis. Uiteindelijk worden de dieren alleen maar gedwongen om te doen en laten wat ons het beste uitkomt.
Met onvoorwaardelijke dierenliefde heeft dit natuurlijk niets te maken. Dierenleed bevorderen om dat van onszelf te reduceren, is een fenomeen dat we gezien de medicijnenfabricage nog niet kunnen uitsluiten. Maar wil men dieren benutten als therapeutische maatregel in een medicijn of antiserum, als getralied antidepressivum of als aaibare mantelzorger, benoem dit dan ook als diertherapie en zeker niet als onvoorwaardelijke liefde.